Aangeboren afwijkingen aan het been Aangeboren afwijkingen aan het been

Aangeboren afwijkingen aan het been

Wanneer het been bij de geboorte niet goed is aangelegd, spreken we van een aangeboren afwijking aan het been. Dit betekent dat een gedeelte van het been ontbreekt of onvolledig tot ontwikkeling is gekomen. Het been is vaak korter en ziet er anders uit.

De aanlegstoornis ontstaat al vroeg in de zwangerschap. De oorzaak is niet altijd duidelijk te achterhalen.

Als een kind geboren wordt met een aanlegstoornis, dan betekent dat in veel gevallen dat hij of zij langdurig of soms zelfs altijd, een orthopedisch hulpmiddel nodig heeft. Gelukkig zijn er steeds meer hulpmiddelen en voorzieningen waarmee kinderen alle dagelijkse activiteiten (al dan niet aangepast) kunnen uitvoeren.

Kinderorthopedie

In een aantal van onze vestigingen werken adviseurs die gespecialiseerd zijn in kinderorthopedie.

  • Nijmegen
  • Beetsterzwaag
  • <vestiging>
  • <vestiging>

Onze collega’s werken daar nauw samen met artsen en fysiotherapeuten van het revalidatiecentrum.

Stap voor stap

1. Bij OIM kan je terecht voor de orthopedische hulpmiddelen die nodig gaan zijn. Het eerste contact is op het gezamelijke spreekuur met een revalidatiearts en/of orthopeed en orthopedische adviseur waar het behandelplan afgestemd wordt. 

2. Als het behandelplan bekend is dan volgen de afspraken bij de orthopedisch adviseur (OIM). Meestal wordt het hulpmiddel een prothese genoemd.

3. Eerst zal er een aanmeetafspraak gepland worden; hier wordt een afdruk (met gips) van het been gemaakt en worden maten gemeten. Denk hierbij aan de voetlengte, lengte van de prothese, enz. Stap voor stap zal er uitgelegd worden wat er wordt gedaan.

4. Met dit model en de maten gaat de orthopedisch adviseur aan de slag en maakt een plan voor de uitvoering van de prothese. 

5. Als de prothese pasklaar is, wordt deze gepast. Deze afspraak duurt vaak iets langer dan de aanmeetafspraak, omdat er dan goed gekeken kan worden naar de pasvorm en de afstelling bij het staan en lopen. Als er wijzigingen nodig zijn, worden deze tijdens de pasafspraak direct gedaan. 

Passen en meten kost tijd, dus houd er rekening mee dat de afspraken bij de OIM langer duren dan die in het SMK.

Als de prothese goed past, kan de revalidatie met prothese starten. Tijdens deze fase is er nauw contact tussen revalidatiearts, fysiotherapeut en prothesemaker (orthopedisch adviseur).

6. Gaandeweg het revalideren zullen er met regelmaat prothese aanpassingen nodig zijn. Dit om de ontwikkeling bij te houden. Dit kan op afspraak, maar kan ook tijdens een afspraak bij de fysiotherapeut zijn. Er worden voldoende controle momenten gepland om de groei en ontwikkeling in de gaten te houden. We proberen de afspraken zoveel mogelijk bij dezelfde adviseur te plannen, omdat deze bekend is met het kind en de prothese.

Maartenskliniek

In Nijmegen maken we deel uit van het Ledenmaten reconstructie team (LRT) van de Maartenskliniek Kinderzorg | Kinderorthopedie.

Kinderen met een aangeboren afwijking komen hier samen met hun ouders op het spreekuur van de orthopeed, revalidatiearts en orthopedisch adviseur van OIM Orthopedie. In overleg met ouders en kind maakt het LRT een behandelplan. Zo’n plan is helemaal afgestemd op het kind, want ieder kind heeft eigen behoeftes en maakt zijn of haar eigen ontwikkeling en groei door. 

Welke aangeboren afwijkingen komen het meest voor?

1. Aanlegstoornis bovenbeen


1.1 Proximale Focale Femur Dysplasie (PFFD)
Bij PFFD is er sprake van een onderontwikkeling of volledige afwezigheid van het bot van het bovenbeen (femur). Afhankelijk van de ernst van de afwijking kunnen ook het kniegewricht en het heupgewricht aangedaan zijn. 

Welke hulpmiddelen:

2. Aanlegstoornis onderbeen

   

2.1 Tibia dysplasie en Fibula aplasie
Hierbij is er sprake van een onderontwikkeling of volledige afwezigheid van het kuitbeen (fibula). Als gevolg hiervan kan er soms een verkromming plaatsvinden van het scheenbeen (tibia). De aangeboren afwijking kan ook invloed hebben op de vorming van de knie, enkel en voet. 

Welke hulpmiddelen:

2.2 Tibia aplasie
Bij tibia aplasie is er geen of onderontwikkeling van het scheenbeen (tibia). Het kuitbeen (fibula) is wel tot ontwikkeling gekomen. Er bestaan verschillende subtypes van deze afwijking. Het onderbeen is hierdoor korter en is soms in een bocht gegroeid, waarbij de voet naar binnen gedraaid is. Vaak is er sprake van een flexiecontractuur in de knie, waarbij het niet mogelijk is deze te strekken.

Welke hulpmiddelen:

3. Aanlegstoornis voet Enkel- Voetafwijkingen

Er zijn heel veel verschillende soorten aangeboren voetafwijkingen. Enkele voorbeelden zijn klompvoeten, komma voeten, aan elkaar gegroeide tenen en teveel of te weinig tenen. 

Welke hulpmiddelen: